Autisme Spectrum Stoornis of ASS
Autisme Spectrum Stoornis of ASS is een ontwikkelingsstoornis. De aanvang hiervan heeft plaats in de vroege kindertijd. Een ontwikkelingsstoornis heeft een stabiel verloop met progressieve verbeteringen. Dat wil zeggen dat er op volwassen leeftijd vaak een milder beeld is als tijdens de kindertijd. Etiologisch gezien heeft een ontwikkelingsstoornis een genetische component in wisselwerking met de ruimere omgevingscontext. Diagnostiek moet daarom ook op verschillende niveaus gebeuren.
Kenmerken
Bij ASS spreken we over een aantal voorname kenmerken:
• Er zijn moeilijkheden op gebied van sociale interactie
• Communicatie verloopt anders
• Er is een gebrek aan verbeelding
• Er kan sprake zijn van stereotiep gedrag.
Dan zijn er een aantal mogelijke bijkomende kenmerken
• Andere verhouding tegenover sensorische gewaarwording en prikkels
• Verstandelijke beperking
• Taalstoornis
• Vreemde houding en beweging
• Stemmingsfluctuaties
• Aandachtstoornissen
• Gedragsproblemen
Hedendaagse visie over het diagnosticeren van ontwikkelingsstoornissen
Het diagnosticeren van ontwikkelingsstoornissen is een dynamisch gegeven. Zo kunnen bepaalde kenmerken die gerelateerd zijn aan Autisme Spectrum Stoornis in bepaalde omgevingen meer tot uiting komen dan in andere. Zo kunnen afhankelijk van de context en de ontwikkelingsleeftijd bepaalde kenmerken meer of minder hinder geven tijdens het dagelijks functioneren. Een diagnostische testafname kan in een andere levensperiode leiden tot een verschillende diagnostische uitslag. Daarom is het belangrijk om te opteren voor een procesdiagnostiek.
Hoe ziet een diagnostisch onderzoek naar ASS er uit?
Volgende testen kunnen worden afgenomen binnen een diagnostisch onderzoek naar Autisme Spectrum Stoornis. We gaan steeds bekijken wat er nodig is om het onderzoek zo efficiënt en correct mogelijk uit te voeren.
• Uitgebreide anamnese: Deze bestaat uit een klachen- en krachteninventarisatie een ontwikkelings- en opvoedingsanamnese, een familale anamnese, het functioneren in kaart brengen op verschillende levensdomeinen, een medische en hulpverleningsgeschiedenis en een lichamelijk ondezoek bij een arts.
• DSM 5 classificatie: Hierbij wordt nagegaan of de kenmerken noodzakelijk volgens DSM V, aanwezig zijn.
• Diagnostisch interview: Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar autisme-kenmerken met een zogeheten ‘diagnostisch instrument’, bijvoorbeeld de ADOS, de ADI-R of DISCO.
• Klinische observatie: De kenmerken verbonden aan een bepaalde diagnose, in kaart brengen via een klinische observatie tijdens de sessie, thuis of in een schoolse context.
• Intelligentieonderzoek: Om het cognitief functioneren in kaart te brengen
• Specifieke vragenlijsten i.v.m ASS: Zoals o.a. de SRS, de SCQ en ASV.
• BRIEF vragenlijsten: De BRIEF is geschikt om inzicht te krijgen in executieve problematiek bij screening. Er bestaat een vragenlijst voor zelfrapportage, informantenrapportage en leerkrachtenrapportage
• Projectieve testen: De CAT (kinderen) of de TAT (volwassenen) kunnen aanvullend zijn om de belevingswereld in kaart te brengen.
• Sensorisch profiel: De zintuiglijke waarneming en ervaring in kaart brengen kan zinvol zijn bij een vermoeden van ASS.