Wat is de hechtingstheorie?
De hechtingstheorie, opgesteld door John Bowlby (1988), omschrijft de hechtingsdynamiek binnen interpersoonlijke relaties. In eerste instantie omschreef deze theorie de hechting bij jonge kinderen, maar ondertussen is de theorie uitgebreid naar de hechting bij relaties tussen volwassenen.
Elk kind hecht zich aan de primaire verzorgingsfiguur, maar de manier en kwaliteit van hechting verschilt sterk van kind tot kind.
Welke hechtingsstijlen zijn er?
Er zijn vier verschillende hechtingsstijlen binnen de hechtingstheorie:
• De veilige hechting:
Deze hechting vindt plaats wanneer het kindje kan vertrouwen op de zorgfiguren en wanneer de zorgfiguren nabijheid, bescherming en emotionele steun bieden aan het kindje. Dit is de meest bevorderlijke hechtingsstijl.
Bij een veilige hechting is er sprake van een gezonde balans tussen exploratiedrang en het opzoeken van de zorgfiguur. Het kindje durft nieuwe taken aan te gaan, heeft het even moeilijk wanneer de zorgfiguur verdwijnt, en wanneer deze terugkomt zoekt het kindje terug toenadering. Daarna durft het terug verder te ontdekken.
De zorgfiguren zijn vaak sensitief, coöperatief en toegankelijk.
• De angstig-ambivalente hechting:
Deze hechting komt voor bij kinderen die separatieangst ervaren wanneer ze gescheiden worden van hun hechtingsfiguur. Het kindje voelt zich ook niet 100% terug gerust wanneer de zorgfiguur terugkomt maar zoekt wel veel toenadering.
De zorgfiguren zijn vaak onvoorspelbaar en afwezige op cruciale momenten.
• De vermijdende hechting:
Bij deze hechtingsstijl stelt het kind zich zeer vermijdend op t.o.v. de zorgfiguur. Het kindje is vroegtijdig zelfstandig.
De zorgfiguren zijn vaak afwijzend, afwezig en weinig sensitief.
• De gedesorganiseerde hechting:
Bij deze kinderen is er sprake van afwisselende kenmerken van de bovenstaande hechtingsstijlen. Soms zoekt het kindje toenadering bij de ouder, maar levert dit zowel stress als angst op.
De zorgfiguren zijn vaak onvoorspelbaar en inconsequent. Bij deze hechting kan er ook sprake zijn van trauma’s of andere impactvolle gebeurtenissen.
(Bron: Bowlby, J. (1988). A Secure Base: Clinical Applications of Attachment Theory. London: Routledge)